‘De onderhandelingen op Europees niveau over de werkloosheidsuitkeringen kunnen mogelijk verstrekkende gevolgen hebben voor onze sociale zekerheid’, schrijft Europees parlementslid Helga Stevens (N-VA). ‘Voor ons is het cruciaal dat Europese nieuwkomers eerst aan het systeem bijdragen vooraleer ze kunnen genieten van de sociale voordelen.’
Geven we Europeanen het recht op een Belgische werkloosheidsuitkering na slechts één dag of na slechts één maand werken in België? En mogen ze die uitkering vervolgens exporteren naar het buitenland gedurende zes maanden of zelfs voor onbeperkte duur? Dat is de inzet van de onderhandelingen op Europees niveau die momenteel plaatsvinden. Met mogelijk verstrekkende gevolgen voor onze sociale zekerheid.
Sinds 2016 bestaat in België een werkvereiste van drie maanden voor EU-burgers om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering bij de RVA. In de regering Michel I was er zelfs een akkoord over een werkvereiste van zes maanden. Voor ons is het cruciaal dat Europese nieuwkomers eerst aan het systeem bijdragen vooraleer ze kunnen genieten van de sociale voordelen. Dat vonden ook onze voormalige coalitiepartners in de federale regering.
Dit alles komt nu op de helling te staan door het Europese compromisvoorstel dat op de onderhandelingstafel ligt. Europees Commissaris Marianne Thyssen is voorstander van een geharmoniseerde werkvereiste van drie maanden. Maar de Raad bracht dit terug op één maand en het Europees Parlement ging nog een stap verder en stemde voor een werkvereiste van slechts één dag. Het huidige compromisvoorstel van één maand zal mogelijk de Europese eindmeet halen, samen met de verdubbeling van de export van uitkeringen van drie naar zes maanden. We zullen dus verplicht zijn onze interne wetgeving in die zin aan te passen en zo de deur open te zetten voor sociaal welvaartstoerisme vanuit het buitenland.
Dit Europese compromisvoorstel is om evidente redenen bijzonder problematisch voor onze sociale zekerheid: België heeft als enige lidstaat een werkloosheidsuitkering die niet beperkt is in de tijd. Een ruime toegang tot en langdurende export van onze werkloosheidsuitkering naar het buitenland vormt een ernstige bedreiging voor het financiële en maatschappelijke draagvlak van onze sociale zekerheid. Een Bulgaar kan dan bijvoorbeeld na één maand werken in België met een Belgische werkloosheidsuitkering naar zijn thuisland terugkeren. Wie zal hem stimuleren om een nieuwe job te zoeken als een Belgische uitkering zoveel hoger ligt dan een gemiddeld Bulgaars loon?
Wie krijgt dit wereldvreemde ‘compromisvoorstel’ uitgelegd aan een doorsnee werknemer die in regel minstens één jaar lang moet werken in ons land vooraleer aanspraak te kunnen maken op een werkloosheidsuitkering?
Wij hebben vandaag een sterk uitgebouwde sociale zekerheid dankzij de bijdragen van werknemers en zelfstandigen die in België wonen en werken. Dit geldt voor vele West-Europese lidstaten. Laten we toe dat deze solide basis wordt uitgehold?
De promotie van een grenzeloze sociale zekerheid is een voedingsbodem voor populisme. De stemmen om een dergelijk Europees project te verlaten, zullen alsmaar luider klinken. Zo lag de afkeer voor sociaal welvaartstoerisme voor een belangrijk deel aan de basis van de Brexit. Europees beleid moet zorgen voor vertrouwen in en tussen lidstaten zodat het vrij verkeer van diensten en werknemers als hoeksteen van de Europese Unie en voorwaarde voor economische welvaart kan blijven bestaan.
We roepen de Europese commissaris van Werk Marianne Thyssen, de ontslagnemende federale minister van werk Kris Peeters en onze collega’s in het Europees Parlement op zich te verzetten tegen dit desastreuze Europese compromisvoorstel. Het is hiervoor nog niet te laat. Vanuit de Benelux kunnen we samen met een aantal gelijkgestemde lidstaten zoals Duitsland, Denemarken en Oostenrijk een ‘blokkeringsminderheid’ zoeken om dit Europese onheil te voorkomen.
Bedenk daarbij dat heel wat lidstaten en regio’s ook kreunen onder sociale dumping door misbruik van detachering. Nog altijd kunnen gedetacheerde werknemers twee jaar lang hun sociale zekerheidsbijdragen betalen in hun land van oorsprong. Hierdoor zijn de Vlaamse werknemers een pak duurder dan hun Oost-Europese collega’s en verliezen zij de concurrentieslag. Commissaris Thyssen klopte zichzelf op de borst dat voortaan het principe van ‘gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats’ geldt voor gedetacheerde werknemers, maar rept met geen woord over de loonkost. Iedereen weet dat de hoogte van de sociale bijdragen een groot stuk van die loonkost bepaalt. Zolang deze bijdragen in de lidstaat van oorsprong betaald worden, is van eerlijke concurrentie dus helaas geen sprake. Steeds meer Vlamingen verliezen op die manier hun job in sectoren zoals de bouw-, transport- en schoonmaaksector.
Terzelfdertijd wordt de pot voor werkloosheidsuitkeringen steeds kleiner: gedetacheerde werknemers dragen niet bij, maar Europese nieuwkomers krijgen al na één maand een deel van deze pot. We verliezen dus twee keer. Als dit de invulling is van het vrij verkeer in de Europese Unie, dan zullen steeds meer burgers zich hiertegen afzetten. En gelijk hebben ze. Ik hoor vaak dat het vijf voor twaalf is voor een sociaal Europa. Dat is het inderdaad. Maar wat betekent dit sociaal Europa? Een sociaal Europa is voor mij een Europa waarin lidstaten en regio’s sociale bescherming kunnen voorzien op maat van hun bevolking.
Het is een Europa waarin mensen sociale rechten opbouwen zonder hun plichten uit het oog te verliezen. Het is een Europa dat economisch sterk staat en jobs creëert zodat een stevig sociaal vangnet kan bestaan. Maar wie zegt dat een sociaal Europa een Europa van cadeautjes moet zijn, vergeet dat cadeautjes altijd door iemand moeten worden betaald. Als de pot niet meer wordt aangevuld en niemand wil nog solidair zijn, wie zal dan uiteindelijk de rekening betalen? Wij allemaal.
De sloganeske roep van links voor een ‘sociaal Europa’ dreigt dus tot net het omgekeerde te leiden: het ondermijnen van de sociale welvaart in tal van Europese lidstaten. Gaan we mee in deze stapsgewijze europeanisering en ondermijning van onze sociale zekerheid?